HartC icon Hollands-midden Acute Regionale Triage Cardiologie

Werkwijze

Als de huisarts bij een patiënt cardiale pathologie vermoedt waarvoor deze acuut ingestuurd moet worden én de huisarts is persoonlijk bij deze patiënt aanwezig, dan zijn er twee mogelijkheden:

  1. De huisarts is ervan overtuigd dat de klachten cardiaal zijn én dat spoedopname vereist is. De huisarts verzoekt de meldkamer ambulancezorg (MKA) de RAVHM te triëren en in overleg met de triage cardioloog de patiënt te presenteren op de meest geschikte plek. 
  2. De huisarts twijfelt eraan of spoedopname wegens (acute) cardiale klachten nodig is. De huisarts verzoekt het RAV dan om medebeoordeling/nadere diagnostiek. Na de komst van de ambulance kan dan nadere diagnostiek plaatsvinden. Het RAV zoekt in geval van spoedvervoer voor cardiale klachten ook weer in overleg met de HARTc triagecardioloog de voor deze patiënt meest geschikte plek.

De huisarts kan uiteraard ook denken aan een andere oorzaak dan primair cardiaal. In dat geval overlegt de huisarts met of SEH-arts of lijnspecialist als internist of neuroloog.

Huisarts is niet bij patiënt aanwezig

Uiteraard komt het ook voor dat de huisarts niet bij de patiënt aanwezig is. Bijvoorbeeld als er rechtstreeks naar 112 wordt gebeld, of als de praktijkassistente/triagiste op verdenking van een ACS direct een ambulance stuurt.

In dat geval wordt de triage verricht door een ambulanceverpleegkundige in overleg met de triage cardioloog. Indien presentatie noodzakelijk wordt geacht voor de cardiologie zal de patiënt worden gepresenteerd op de Eerste Hart Hulp of Spoedeisende Hulp van het meest geschikte ziekenhuis. Dit gaat op basis van de eerder genoemde criteria (werkwijze). Indien presentatie noodzakelijk wordt geacht, maar niet voor de cardiologie, zal de patiënt worden gepresenteerd op de Spoedeisende Hulp conform de bestaande afspraken.

Ook kan het voorkomen dat na overleg tussen ambulance verpleegkundige en triage cardioloog acute presentatie niet noodzakelijk wordt geacht. De patiënt zal dan mondeling worden overgedragen aan de huisartsenzorg (warme overdracht conform Beslisschema contact ambulanceverpleegkundige met HA(P)).

Mocht de huisarts na mondelinge overdracht of na beoordeling van de patiënt toch besluiten tot het insturen dan kan dit altijd. Er hoeft dan geen contact opgenomen te worden met HARTc en de huisarts kan de patiënt insturen voor niet-cardiale presentatie via de bestaande routes.

De eigen cardioloog/behandelend ziekenhuis van een patiënt blijft uiteraard altijd beschikbaar voor overleg over medicatie of poliklinische afspraken.